Wild en gevogelte

Een hele dag door zie ik gevogelte van allerlei soorten, kleuren en afmetingen passeren aan het panoramische raam van mijn werkkamer met zicht op groen. De mooiste bureaubladachtergrond staat niet recht voor mij op de computer, maar speelt zich op geheel natuurlijke wijze links van mij in de tuin af. En daar hoef ik zelf helemaal niets voor te doen. Er komt geen muisklik aan te pas en ik hoef niet naar het volgende plaatje te scrollen. Gewoon (muis)stil zitten en kijken is voldoende om van het wonderlijke spektakel te genieten dat zich in multicolor en dolby stereo voor mijn gulzige ogen afspeelt.

Tot de kleinsten van het zwerk behoren de koolmeesjes, roodborstjes en nu en dan een occasionele mus. Die zie ik de hele dag door gezwind de hagen in en uit fladderen. Steeds jachtig en onrustig. Nooit zie ik de meesjes langer dan een paar tellen op dezelfde tak zitten. Onophoudelijk draait hun kleine lijfje zich om en om en schieten ze van boom naar struik. En als ze vanuit de hogere regionen bij hoge uitzondering toch eens op de voederplank neerstrijken, zijn ze schichtiger dan ooit. Dan zie je ze tussen elke snelle hap altijd weer even het kopje rechten. Steeds op hun hoede voor een of ander onheil dat zo maar uit de hemel op hen neer kan duiken. Of voor de klauwen van onze jonge huiskatten natuurlijk. Want ook al lijken dat maar slome poezenbeesten als ik ze zo languit op de vensterbank zie liggen, hun jachtinstinct is sterker dan henzelf. Ze hebben bovendien nog alles te bewijzen en dus krijg ik ’s morgens geregeld van een fiere kat een onthoofde veldmuis bij het ontbijt geserveerd.

Een merel ploft plots bovenop de winterkale haag die als veilige vluchthaven dient voor het kleine grut dat nu alle kanten uit fladdert. De feloranje bek van de merel contrasteert met de pekzwarte veren als de vuurrood gestifte lippen van een filmster op het witte doek. Het optreden is echter van korte duur, na een paar tellen is de vogel al opnieuw gaan vliegen. Hoog in de boom ziet een koppel vette bosduiven het ondertussen allemaal gebeuren. Zij zijn meer van het gezapige soort en nogal honkvast.

In de hoge bomen van het kleine bosje wat verderop wemelt het dan weer al jaren van de eksters en de kauwen. Hoewel het bijzonder intelligente dieren blijken te zijn, ben ik geen al te grote fan van die dekselse eksters. Ik zie het misschien een beetje zwart-wit, maar ik vind het vooral irritante beesten als ik ze veel te zelfbewust parmantig door de tuin zie huppelen als een opgedirkte tuttebel op de catwalk. Snoevers zijn het. Praatjesmakers met schelle stem en glinsterende kraalogen.

Maar het ergste van al zijn de kauwen. Terwijl ik oprecht kan genieten van het vrolijke getjilp en gekwinkeleer van mezen, mussen en merels, jaagt het akelige geluid van die zwarte duvels me de daver op het lijf. Een hele dag door patrouilleert er een hele bende in de buurt, terwijl ze het meest irritante geluid uitbraken. Nu eens troepen ze samen op de nok van het dak, dan weer vliegen ze in gesloten formatie een paar toertjes rond het huis. Soms zit ik rustig te werken als ik een luide knal hoor op het platte dak van mijn werkkamer. Dan heeft zo’n kauw een okkernoot van de notelaar uit de aanpalende boomgaard vanop grote hoogte laten vallen, in de hoop ze zo te openen. Wat trouwens ook verbazend vaak lijkt te lukken. Maar evengoed pikken die rouwdouwen brokken mortel van tussen de dakpannen op de nok om die dan nog luider te laten neerknallen. Ik ben al lang blij dat er geen kokosnootboom in de buurt staat en overweeg ernstig de aanschaf van ofwel een veiligheidshelm ofwel een luchtbuks.

Toen ik een tijd geleden regelmatig eierschelpen op de oprit zag liggen, vond ik dat vreemd maar stond er verder niet bij stil. Wanneer ik wat later bij het openen van de motorkap voor één of ander noodzakelijk onderhoud ook een handvol eierschelpen rond de motor ontdekte, was mijn verbazing nog veel groter. Maar toen ik op een mistige ochtend de voordeur opende om de krant te halen en in een schicht een kleine grijze vlek vanonder de auto zag schieten, was het raadsel opgelost. Een steenmarter had onder de motorkap een warme en droge schuilplaats gevonden om rustig de elders geroofde eieren leeg te slurpen. Ik had hem nog willen vragen om er de volgende keer ook wat voor mij mee te brengen, want ik lust in de ochtend ook wel een paar eitjes. Maar onze relatie geraakte helaas niet verder dan die ene speeddate en ik heb de marter nooit meer gezien.

Dat deed me denken aan de toevallige ontmoeting die ik een paar jaar eerder in het schemerdonker van de tuin had met een egel. Dat verhaal kan je hier lezen. In het blauwachtige licht van de dag die langzaam wordt opgeslokt door de nacht, zag ik zijn kleine gestalte afgetekend tegen de donkere hemel. Verwonderd en opgewonden stapte ik zo traag als mijn gemoedstoestand het toeliet zijn richting uit en ging op een paar meter afstand voorzichtig in het gras zitten. Rustig zaten we daar vervolgens samen te kijken en te zwijgen. Er gebeurde volstrekt niets en toch was het een wonderlijk moment. Na iets wat op een eeuwigheid leek, keerde hij zich om en waggelde op zijn gemak de tuin uit en mijn verrukte hart in.

Deze ochtend maakte mijn hart opnieuw een sprongetje toen ik vroeg in de ochtend vanuit de woonkamer een ander diertje door de tuin zag rennen. Dat waggelde niet zoals de egel, maar doorkruiste met snelle en vinnige pootjes al huppelend en springend de tuin, pluimstaart in de lucht. Ik snelde dichterbij om meer te zien, maar even later was de eekhoorn alweer uit het zicht verdwenen.

Dat korte moment vroeg in de ochtend was echter ruim voldoende om mijn hele dag goed te maken. Met een gelukzalige blik in de ogen huppelde ik vervolgens zelf opnieuw naar binnen om kroost en geliefde op de hoogte te brengen van wat ik juist zag. En hoewel de passage van de eekhoorn slechts enkele seconden duurde, bleef de glimlach op mijn gezicht nog vele uren zitten.

1 thoughts on “Wild en gevogelte

Plaats een reactie