Blog op www.peterdherde.com

Het leren jasje

Ik moet 14 of zo geweest zijn toen mijn moeder het me op zekere dag bezorgde. Het was nog van de zoon van een nicht van haar geweest en nu mocht ik het verder afdragen. Ik vond het op dat moment nu niet bepaald mooi, vooral omdat het zo’n rare zwarte elastieken band had, zowel onderaan als aan de mouwen.

Toch nam ik het geschenk dankbaar aan en droeg ik het vanaf dan heel regelmatig want hey, het was nu eenmaal een zwart leren jasje. En als je 14 bent en je lichaam vol hormonen zit, maar je hoofd vol puisten staat, ben je blij met alles dat de aandacht enigszins van je hoofd afleid. Ik moet u er voor de volledigheid en voor een goed begrip van de tijdsgeest waarin ik mijn puberjaren sleet misschien nog bij vertellen dat enige tijd eerder, op donderdag 6 maart 1986 omstreeks de klok van negenen om iets preciezer te zijn, ene Paul Jambers tv-kijkend Vlaanderen verbaasde met een nogal controversiële Panorama-reportage over merkkledij. Pieken Paultje, zoals de man met zowel bewondering als afgunst werd genoemd, zorgde de ochtend na de uitzending andermaal voor verhitte discussies op de trein en de speelplaats.

Het voorwerp van al die heisa: de Millet-jas. Als u geboren bent na het iconische jaar uit het gelijknamige boek van George Orwell (om maar iets te noemen), zegt het merk Millet u waarschijnlijk betrekkelijk weinig. De oudere jongelingen onder u weten ongetwijfeld wél wat ik bedoel. Of u droeg er in die malle jaren ‘80 zelf één, of u wou er één (maar kreeg hem niet).

Toen de Millet-rage in volle hevigheid toesloeg in de Vlaamse middelbare scholen, zat ik als jonge snaak uit het plaatselijke boerengat nog maar pas op het jongenscollege van het provinciestadje dat door de autochtonen aldaar ietwat grootsprakerig ‘de Keizerlijke Stede’ wordt genoemd. Een beetje een overdreven epitheton als je ’t mij vraagt, even opgeblazen als de gewatteerde jassen waar iedereen op dat college plots rond mee liep. Alsof er een kudde Michelin-mannetjes op de speelplaats was losgelaten.

En ok, voor u er zelf over begint zal ik het maar meteen toegeven. Ook ik wou dus een Millet-jas. Niet voor die stomme jas op zich, maar gewoon om er bij te horen! Zo simpel en complex terzelfdertijd kon het leven toen zijn. Ik zaagde mijn moeder dan ook de oren van haar kop, maar die bleef oostindisch doof.

Achteraf bekeken had ze uiteraard gelijk om voet bij stuk te houden. Niet alleen waren die Millet-jassen pokkelelijk, ze waren ook nog eens onbetamelijk duur. Maar liefst 8.000 zuurverdiende belgische franken moest je er in die dagen voor neerdokken. Geen idee wat de gemiddelde Belg toen verdiende, maar het zou me niet verbazen als zo’n jas een half maandloon kostte. Volstrekte waanzin natuurlijk.

Maar moederhersenen hebben soms rare kronkels. Ook die van mijn eigen moeder. Een Millet-jas kreeg ik dus niet, in nog geen honderdduzend jaar, maar op zekere dag bracht ze me dus wel dat leren jasje mee. Een echt leren jasje was voor haar waardevoller dan 20 van die Milletfrakken samen. Waarmee voor haar ook de discussie gesloten was. Point final.

Dat jasje was dus nog van mijn achterneef geweest. Die was ondertussen opgeschoten tot een spreekwoordelijke kleerkast van een vent waar dat jasje niet meer in en om paste. En dus mocht ik het hebben. We zijn nu 26 jaar verder en ik draag het jasje nog regelmatig. Het moet ondertussen dus zeker meer dan 30 jaar oud zijn, maar het wordt nog elk jaar mooier. Het is ondertussen al zo veel keer zowel in als weer uit de mode geweest, dat het zich mijlenver boven die mode heeft verheven. Het is gewoon. Punt.

Ik heb zo het gevoel dat het jasje er in al die jaren altijd voor me is geweest. Op diverse belangrijke momenten in mijn leven heb ik het gedragen. Ik heb er examen mee afgelegd en sollicitatiegesprekken mee gevoerd. Ik ben er naar ontelbare fuiven mee geweest en heb er, compleet met zwarte schoensmeer in het haar en al, zelfs een – achteraf bekeken – niet geheel geslaagde versie van de Fonz mee gespeeld. En ik heb er, alle Henry Winklers nog aan toe, ook wel eens het zwijn mee uitgehangen, frieten en bier op gemorst, ben het zelfs een paar keer verloren geraakt. Maar kijk, het is er nog steeds. Nog altijd even zwart en nog altijd even rock ’n roll! Het is alsof we voor elkaar gemaakt zijn, ook al ben ik niet de eerste persoon die het gedragen heeft.

Toen die oudere achterneef enkele jaren geleden – na een slepende kwaal maar uiteindelijk toch nog vrij onverwacht – overleed, was het onmiddellijk duidelijk wat me te doen stond. Iets wat ik gewoonweg moest doen uit respect voor de overledene. Iets wat enkel hij, het jasje en ik konden weten. En dus trok ik op de dag van de begrafenis het zwarte leren jasje aan, als een eerbetoon aan hij die ook zoon, echtgenoot en vader was. Het was mijn stille ode aan de persoon van wie ik het door mij zo gekoesterde kledingstuk had gekregen. Een vestimentair statement dat, hoe idioot het misschien nu ook overkomt, op dat moment het enige juiste leek dat ik kon doen.

En noem me gerust gek of sentimenteel, maar toen ik daar in die koude kerk vol stil en uitgesproken verdriet zijn afscheid bijwoonde, voelde het op één of andere rare manier aan alsof ik dan pas, meer dan 20 jaar na datum, echt de rechtmatige eigenaar van het jasje werd. Alsof ik het al die jaren gewoon van hem in bruikleen had gekregen en dat hij het op elk moment had kunnen terugvragen. Maar daar en toen sloten we een stilzwijgende overeenkomst. Ik mocht het jasje houden. Voorgoed. Een geschenk, over de grenzen van leven en dood heen. En hoewel ik (gelukkig!) nog nooit echt iets erfde, zal dat simpele zwarte leren jasje altijd mijn meest waardevolle erfstuk blijven. En op zekere dag zal ik het op mijn beurt doorgeven aan iemand van wie we samen hopen dat die het ook zal koesteren, zoals jij en ik dat hebben gedaan. Maar tot die dag mag je gerust zijn Chris, ik zal er goed voor zorgen.

PS Daarnet haalde ik het jasje nog even uit de kleerkast. Ik wou het nog even vastpakken, het even aanraken om de juiste woorden voor dit stuk te vinden. Toen ik het jasje van de kapstok haalde, viel de ene zijde enigszins open en keek ik recht op het etiket dat vakkundig in de voering was genaaid. Pas nu, na 26 jaar, zie ik dat het jasje eigenlijk niet van echt leer is, maar van skai godbetert. Skai! Miljaar, daar had mijn moeder me wel goed liggen! Maar wat maakt het uiteindelijk ook uit. Zelfs een zwart leren jasje van skai is nog altijd vette rock ’n roll.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s